Box 3 Overzicht

Box 3; leuker kunnen we het niet maken, wel ingewikkelder en een stuk duurder…

Er is een hoop te doen rondom Box 3, de afgelopen jaren eigenlijk al. Dat er belasting betaald moet worden snappen we, maar we komen echt bijzondere verhalen tegen… 

Een voorbeeld: 

Laatst hielpen we een klant die in 2022 nog € 0,- betaalde in Box 3 en in 2023 al ruim € 40.000,-. Let op; dit is te betalen belasting waar zo iemand tijdens het kiezen van de beleggingsstrategie (meerdere panden) geen rekening mee had gehouden omdat de regels toen heel anders waren. 

Veel mensen hebben moeite met die veranderende regels van afgelopen jaren. Daarnaast is er op 6 juni een uitspraak van de Hoge Raad geweest die het rekenen met forfaitaire rendementen (terecht) niet eerlijk vond en liggen er hele concrete plannen op de stapel om in 2027 Box 3 weer helemaal om te gooien.

Plannen waarvan ik me dan weer afvraag of de Belastingdienst dat op tijd rond gaat krijgen…

Kortom, genoeg te bespreken rondom Box 3!

Inhoudsopgave

Hoe was het vroeger

Laten we starten met een korte geschiedenisles! 

Tussen 1897 en 1901 introduceerde het kabinet-Pierson de eerste vermogensbelasting in Nederland. In 1914 bracht minister Treub inkomsten uit arbeid, bedrijf en vermogen samen onder één inkomstenbelasting. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verhoogden de Duitse bezetters de belastingen, en na de oorlog volgden herzieningen om de economie te stimuleren. De Wet IB 1964 introduceerde progressieve belastingen op daadwerkelijke inkomsten uit sparen en beleggen.

Met de Wet IB 2001 werd de vermogensrendementsheffing in box 3 ingevoerd, waarbij vermogens zoals spaargeld en beleggingen werden belast op basis van een forfaitair rendement van 4%, met een belastingtarief van 30%, resulterend in een heffing van 1,2%. Vanaf 2009 bleek het echter moeilijk om dit rendement te behalen, wat leidde tot een hogere belastingdruk voor spaarders. De vrijstelling voor box 3 is sinds 2001 geleidelijk verhoogd, maar in de praktijk bleek het verwachte rendement van 4% vaak onrealistisch, vooral voor risicoloze spaargelden.

Box 3: 2017 tot heden

In 2017 werd de box 3-heffing ingrijpend gewijzigd door het kabinet. Het vaste forfaitaire rendement van 4% werd losgelaten om kleine spaarders tegemoet te komen, aangezien de rente op spaarrekeningen al jaren veel lager lag. In plaats daarvan werd een systeem ingevoerd waarbij belastingplichtigen met meer vermogen een hoger fictief rendement werd toegerekend en dus meer belasting moesten betalen. Dit nieuwe systeem hield geen rekening met het werkelijke rendement, maar schatte het rendement op basis van de omvang van het vermogen. Dit leidde tot een drie schijven systeem waarbij hogere vermogens zwaarder belast werden.

Waar eerst de box 3 nog ‘pretbox’ werd genoemd, was het inmiddels duidelijk dat dit niet meer het geval was. Door dalende spaarrentes en een crisis zoals de kredietcrisis nam de kritiek op forfaitaire heffing in box 3 toe. Veel mensen vinden het terecht onrechtvaardig dat de box 3 heffing hoger is dan ontvangen rente… 

Die kritiek heeft onder andere geleid tot een hoop bezwaarprocedures en onder andere de recente uitspraak van de Hoge Raad (zie verderop in dit artikel).

Hoe werkt Box 3 nu wettelijk?

Hoe de belastingheffing in box 3 op dit moment wettelijk werkt (in principe t/m 2026) beschrijf ik hieronder. Er is inmiddels ook een uitspraak van de Hoge Raad en die mag ook worden toegepast als die interessanter is, maar daar kom ik verderop op terug.

Je vermogen wordt in drie vermogens groepen ingedeeld:

  • Banktegoeden
  • Overige bezittingen (onder meer beleggingen en onroerend goed)
  • Schulden

Per categorie geldt een eigen forfaitair rendement. 

  1. Voor het spaargeld wordt uitgegaan van een forfaitair rendement op basis van de actuele spaarrente. Voor 2024 is het percentage vastgesteld op 1,03%. 
  2. Bij het vaststellen van het forfaitair rendement van beleggingen wordt uitgegaan van het meerjarige gemiddelde rendement op beleggingen. Voor 2024 is het percentage vastgesteld op 6,04%.
  3. Voor schulden wordt aangesloten bij de hypotheekrente. Voor 2024 is het percentage vastgesteld op 2,47%. 

Let op! Dit zijn nog voorlopige percentages, want de rendementen voor de 3 groepen worden pas na afloop van het jaar definitief vastgesteld (ook best bijzonder).

Als jij beleggingen of vastgoed hebt, dan valt dat onder de vermogensgroep ‘overige bezittingen’. Dat betekent dus dat er vanuit wordt gegaan dat je 6,04% rendement maakt op deze investeringen.

Banktegoeden en deposito’s daarentegen vallen onder ‘banktegoeden’. Hierbij wordt er dus vanuit gegaan dat je 1,03% rendement maakt op je tegoeden.

Berekening Box 3

Hoe bereken je nou je te betalen Box 3 belasting? 

  • We gebruiken de voorlopige rendementspercentages die we hierboven hebben genoemd om het rendement per ‘soort vermogen’ op 1 januari uit te rekenen.
  • Het rendement van bank- en spaartegoeden en contant geld tel je op bij het rendement van beleggingen en andere bezittingen. Het totaal verminder je met het rendement op de aftrekbare schulden. Dit is je belastbaar rendement.
  • Daarnaast bereken je je vermogen. Dat bestaat uit het totaal van de soorten vermogens die je hebt. Dus je bezittingen min je schulden. En de schulden verminder je eerst met de drempel (€ 3.700 voor alleenstaanden/ € 7.400 voor fiscaal partners). Dit is je rendementsgrondslag.
  • Je vermogen verminder je met het heffingsvrij vermogen (€ 57.000 voor alleenstaanden/ € 114.000 voor fiscaal partners). Dan heb je de heffingsgrondslag sparen en beleggen. Je mag de heffingsgrondslag verdelen als je een fiscale partner hebt.
  • Je deelt je heffingsgrondslag sparen en beleggen door de rendementsgrondslag en vermenigvuldigt dit met 100 (afgerond op 2 decimalen achter de komma). Dit percentage is je aandeel in de rendementsgrondslag.
  • Je vermenigvuldigt je belastbaar rendement met dit percentage. De uitkomst is je box 3-inkomen.
  • Over je box 3-inkomen betaal je in 2024 36% belasting.

Tja, snap je er nog iets van? Leuker kunnen we het niet maken, wel ingewikkelder en duurder!

We proberen het een beetje te verduidelijken aan de hand van een voorbeeld. 

Voorbeeld:

Je hebt een fiscaal partner en jullie vermogen bestaat uit € 100.000 spaargeld, beleggingen met een waarde van € 150.000, een beleggingspand met een WOZ waarde van € 300.000 een schuld van € 250.000.

Stap 1: bereken het rendement per soort vermogen

Bank- en spaartegoeden en contant geld: € 100.000 x 1,03% = € 1.030.

Beleggingen, beleggingspand en andere bezittingen: € 450.000 x 6,04% = € 27.180
Het rendement op de bezittingen is in totaal € 28.210.

Schulden:
Op de schuld wordt de drempel in mindering gebracht. De drempel is € 3.700 per persoon.
De aftrekbare schuld is: € 250.000 – € 7.400 = € 242.600,-.
Het rendement op de aftrekbare schulden: € 242.600 x 2,47% = € 5.992,-

Het belastbaar rendement is € 28.210 – € 5.992 = € 22.218.

Stap 2: bereken je gezamenlijk vermogen

Bezittingen: € 100.000 + € 150.000 + € 300.000 = € 550.000

Aftrekbare schulden: € 242.600

Vermogen: € 550.000 – € 242.600 = € 307.400

Je vermogen (de gezamenlijke rendementsgrondslag) is € 307.400.

Stap 3: bereken de heffingsgrondslag sparen en beleggen

De grondslag sparen en beleggen is de rendementsgrondslag verminderd met het heffingsvrij vermogen.
Het heffingsvrij vermogen is in 2024 € 57.000 per persoon. Dus voor jou en je fiscaal partner samen € 114.000.
Heffingsgrondslag sparen en beleggen: € 307.400 – € 114.000 = € 193.400.
Je geeft de gehele heffingsgrondslag sparen en beleggen op. Dus € 193.400.

Stap 4: bereken je aandeel in de rendementsgrondslag

Deel je grondslag sparen en beleggen door de rendementsgrondslag. En vermenigvuldig de uitkomst met 100. Rond af op 2 decimalen achter de komma.

Je grondslag sparen en beleggen € 193.400 : rendementsgrondslag € 307.400 x 100 = 62,91%

Stap 5: bereken je voordeel uit sparen en beleggen

Het voordeel uit sparen en beleggen is het belastbaar rendement vermenigvuldigd met je percentage van het aandeel in de rendementsgrondslag je voordeel uit sparen en beleggen: € 22.218 x 62,91% = € 13.977.

Stap 6: bereken de te betalen belasting in box 3

Over je vermogen betaal je 36% x € 13.977 = € 5.031 belasting.

Waar je vroeger ongeveer 1,2% van je bezittingen minus schulden minus heffingsvrij vermogen betaalde, hebben ze er nu dit van gemaakt. Ingewikkelder en duurder dus.

Uitspraak Hoge Raad

Op 6 juni 2024 oordeelde de Hoge Raad dat de huidige box 3-heffing in strijd is met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, omdat er nog steeds gebruik wordt gemaakt van fictieve rendementen die vaak hoger zijn dan het werkelijke rendement. De Hoge Raad bepaalde dat belasting voortaan alleen mag worden geheven over het werkelijke rendement en stelde regels op voor het vaststellen hiervan. Dit betekent dat veel belastingplichtigen recht hebben op belastingverlaging, hoewel het in de praktijk moeilijk kan zijn om het werkelijke rendement aan te tonen.

Meer info vind je hier op de website van de Belastingdienst. 

Hierboven rekenen we alsnog even met het forfaitair rendement om je te laten zien wat de invloed zou zijn.

Werkelijk rendement

De Hoge Raad formuleert regels om het werkelijke rendement vast te stellen, met de volgende uitgangspunten:

  • Het rendement op alle vermogensbestanddelen in box 3 dient in aanmerking te worden genomen.
  • Het werkelijke rendement omvat niet alleen rente, dividend en huur, maar ook gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van vermogensbestanddelen.
  • Het gaat om het rendement van bezittingen en schulden zonder rekening te houden met het heffingsvrije vermogen.
  • Het werkelijke rendement betreft alle vermogensbestanddelen die de belastingplichtige gedurende het jaar heeft gehad, niet alleen die op de peildatum van 1 januari.
  • Het gaat om het nominale rendement, zonder correctie voor inflatie.
  • Het werkelijke rendement wordt per jaar berekend zonder verliesverrekening over andere jaren.
  • Er wordt geen rekening gehouden met kosten, behalve rente op schulden.
  • De belastingplichtige moet de omvang van het werkelijke rendement aannemelijk maken.
  • Voor buitenlandse bezittingen en bijbehorende schulden wordt ook het werkelijke rendement en de bijbehorende belasting meegenomen in de berekening van de voorkoming van dubbele belasting.

Praktijk- en rekenvoorbeelden

Waarom Box 3 in de praktijk soms erg bijzondere uitkomsten kan opleveren, willen we je schetsen aan de hand van een paar rekenvoorbeelden. Zo’n voorbeeld is natuurlijk persoons- en situatiegebonden. Onderstaand voorbeeld trekt een vergelijk tussen sparen / beleggen en vastgoed met bepaalde rendementspercentages per onderdeel.

Let op! De berekening van de Box 3 belasting is zoals je zag vrij complex, omdat na de berekening van het forfaitaire rendement nog 5 stappen moeten worden genomen om tot de definitieve belastingberekening te komen. We nemen in dit voorbeeld daarom een vereenvoudigd voorbeeld en houden geen rekening met eventuele schulden en vrijstellingen in Box 3.

Beleggen vs. Sparen: Beleggen

Je hebt € 100.000 en je stopt dat in beleggingen. Als we er vanuit gaan dat dat netto 5% rendement oplevert, is dat dus € 5.000,-. 

Belasting:

Overige bezittingen: € 100.000 x 6,04% = € 6.040.
In 2024 betaal je daar 36% belasting over, ofwel € 2.174.

Resume:

Werkelijk rendement: € 5.000

Belasting: € 2.174

Netto: € 2.825

Beleggen vs. Sparen: Deposito sparen

Je hebt € 100.000 en je stopt dat in een deposito die je 2 jaar vast zet. Het rendement bedraagt 3,66% (1). Dat is dus € 3.660,-. 

Belasting:

Spaartegoeden: € 100.000 x 1,03% = € 1.030.
In 2024 betaal je daar 36% belasting over, ofwel € 370.

Resume:

Werkelijk rendement: € 3.660

Belasting: € 370

Netto: € 3.290

Je houdt dus 465 netto meer over.

Let op! Het kan zijn dat je meer rendement met de beleggingen behaalt (of minder uiteraard) of dat de belastingheffing in jouw individuele geval minder is. Laat je dus goed door een specialist informeren bij dergelijke keuzes.

(1) Mano Bank uit Litouwen via Raisin.nl

Vastgoed versus depositosparen: Vastgoed

Je hebt € 100.000 en je koopt daar een pandje voor en verhuurt dat. Historisch gezien levert dat 5,3% rendement op (huur/kosten/waardeontwikkelingen erin verdisconteerd). Dat betekent dus dat er € 5.300,- rendement zou worden gemaakt. 

Belasting:

Overige bezittingen: € 100.000 x 6,04% = € 6.040.
In 2024 betaal je daar 36% belasting over, ofwel € 2.174.

Resume:

Werkelijk rendement: € 5.300

Belasting: € 2.174

Netto: € 3.126

Vastgoed versus depositosparen: Depositosparen

Je hebt € 100.000 en je stopt dat in een deposito die je 2 jaar vast zet. Het rendement bedraagt 3,66% (2). Dat is dus € 3.660,-. 

Belasting:

Spaartegoeden: € 100.000 x 1,03% = € 1.030.
In 2024 betaal je daar 36% belasting over, ofwel 370.

Resume:

Werkelijk rendement: € 3.660

Belasting: €    370

Netto: € 3.290

Je houdt dus 164 netto meer over.

Let op! Het kan zijn dat je meer rendement met je vastgoed behaalt (of minder uiteraard) of dat de belastingheffing in jouw individuele geval minder is. Laat je dus goed door een specialist informeren bij dergelijke keuzes.

(2) = Mano Bank uit Litouwen via Raisin.nl

Let op: Als bovenstaande interessant voor je is, handel dan voor 1 januari. Dat is namelijk weer de peildatum voor de belastingheffing in Box 3 voor 2025. Het zou zonde zijn dat je vermogen op 1 januari nog in de beleggingen zit en je op 4 januari je beleggingen verkoopt en het geld in een deposito stopt. Dan gaat de Belastingdienst namelijk toch van die 6,17% uit. Dus hou de datum van 1 januari in de gaten!

Plannen 2027

Recent is er een document vanuit de overheid gepubliceerd waarop het nieuwe Box 3 stelsel vanaf 2027 (of 2028 of later..) kort wordt geïntroduceerd.

Je vindt het document van de overheid hier:

https://open.overheid.nl/documenten/20e5c020-86d3-4a58-b19d-72af484a7ba1/file

Nou worden er een aantal rekenvoorbeelden gegeven die, als je ze met het huidige systeem vergelijkt, best positief lijken. Echter wil ik je toch eens een breder perspectief geven want ik denk dat in de praktijk de belastingdruk in Box 3 enorm toeneemt voor de meesten.

Het grootste verschil is dat er relatief weinig manieren zijn in dit systeem om vermogensbelasting te verminderen. In het huidige systeem is dat ‘simpelweg’ een kwestie van de heffingsgrondslag naar beneden krijgen, bijvoorbeeld door een aflossingsvrije hypotheek of andere opties.

In het huidige systeem is er veel mogelijk rondom de heffingsgrondslag, als je veel schulden naar Box 3 haalde, had je een laag of negatieve heffingsgrondslag en kon je ervoor zorgen dat je geen vermogensbelasting betaalde.

In het nieuwe stelsel is dat waarschijnlijk niet meer zo…

Uitleg nieuwe stelsel

Belangrijk om te vermelden: de tarieven staan natuurlijk nog niet vast. Plus het staat überhaupt niet vast of dit het nieuwe definitieve systeem is en vooral per wanneer dit wordt ingevoerd (de Belastingdienst is soms niet zo snel…). 

Het grote verschil is dat er niet langer wordt gekeken naar het totale vermogen, maar naar het inkomen op dat vermogen. Oftewel: belasting over daadwerkelijk rendement. 

Pak vanaf hier zeker ook even het document vanuit de overheid erbij, ik wil een aantal zaken uitleggen, toelichten en vergelijken met de oude situatie. Het document is vrij beperkt (en te rooskleurig) naar mijn mening.

Allereerst wil ik eens uitleggen hoe het werkt:

 

Belasting wordt geheven over vermogensaanwas en vermogenswinst. Bij vastgoed is het dus zo dat de huuropbrengsten worden belast EN er wordt ook nog eens belasting geheven over een vermogenswinst. 

Die vermogenswinst is bijvoorbeeld:

  • Vastgoed aangekocht voor € 400.000
  • Verkocht voor € 750.000
  • Vermogenswinst is € 350.000

Verder is het bij de bovenstaande afbeelding belangrijk om te kijken naar het heffingsvrij inkomen (de gedeeltelijke vervanger voor heffingsvrij vermogen). In dit voorbeeld is het heffingsvrij inkomen € 1.000. Is je totaalinkomen op je vermogen € 1.000, dan gaat daar het heffingsvrij vermogen van € 1.000,- vanaf en is je belastbaar inkomen € 0.

Van dat belastbaar inkomen mag je kosten aftrekken, zoals verschuldigde rente, transactie en advieskosten, kosten voor een bankrekening en onderhoudskosten van vastgoed.

Over het bedrag wat vervolgens overblijft, betaal je 36% belasting.

Ook nog een belangrijke toevoeging: een verlies uit vorig jaar mag verrekend worden.

Het allergrootste verschil met het huidige systeem is vooral dat er op papier nog vrijwel geen mogelijkheden zijn om geen vermogensbelasting te betalen. Hieronder wil ik de voorbeelden die in het document staan toch eens naast het huidige systeem zetten, en zeker ook een kanttekening bij zetten…

De gegeven voorbeelden

Een voorbeeld over sparen (Mo)

In het huidige system:

Er vanuit gaan dat Mo een partner heeft, mag hij gebruik maken van € 114.000 heffingsvrij vermogen. Dat maakt zijn heffingsgrondslag € 386.000, het forfaitair rendement op sparen (1.03%) € 5.150. Zijn Box 3 inkomen wordt dus € 3.975 (€ 386.000 / € 500.000 = 77,2% x € 5.150) en de uiteindelijke Box 3 belasting € 1.431 (36% x € 3.975).

In het nieuwe systeem:

Mo zou in het nieuwe systeem € 533 belasting betalen, een belastingdruk van 0,10% in het nieuwe systeem ten opzichte van een belastingdruk van 0,22% in het oude systeem.

MAAR…. Het gaat hier over een rente van € 2.500 op spaargeld van € 500.000. Dat is een rente op spaargeld van 0,5%. Ofwel dit is een bewuste keuze van Mo, maar naar mijn mening niet heel verstandig, ofwel Mo moet eens met een financieel planner gaan praten!

De gemiddelde rente op een spaarrekening bij een Europese bank die valt onder het depositogarantiestelsel is op dit moment (begin mei 2024) tussen de 3.2% en maximaal 3,75%. De grotere Nederlandse banken zijn wat lager, zo’n 1,7%.

Laten we toch eens rekenen met 3%, want ik zie dat mensen zoals Mo, die best een flink vermogen op de bank hebben staan, vaak toch wel bezig zijn met rendement. 

Het resultaat uit bezittingen en schulden wordt dan € 14.980 (3% rente, € 15.000 minus de € 20 kosten van de rekening). Min het heffingsvrij inkomen van € 1.000 maakt dit een belastbaar inkomen van € 13.980.

€ 13.980 x 36% maakt € 5.033 belasting in Box 3, een belastingdruk van 1% in het nieuwe systeem, ten opzichte van 0.22% in het oude systeem….

Zelfs met een rente van 2% bij een ‘traditionele’ bank voor een spaarrekening, is de belastingdruk nog steeds 0.65% in het nieuwe systeem ten opzichte van 0.22% in het oude systeem.

Hoe nu verder?

Voor nu geldt in principe gewoon de forfaitaire heffing volgens de wet, tenzij de belastingheffing volgens de uitspraak van de Hoge Raad minder zou zijn. Dan dien je bezwaar in en mag je die uitspraak toepassen.

Als de belastingheffing volgens de uitspraak van de Hoge Raad hoger is dan de forfaitaire berekening, mag je gewoon de forfaitaire berekening aanhouden.

Nieuw stelsel..

Het lastige is dat het nieuwe systeem nog niet helemaal zeker is. De percentages zijn niet zeker, het heffingsvrij inkomen is niet zeker, er is net een nieuw kabinet en de invoerdatum is niet zeker… De Belastingdienst moet intern flink op de schop qua systemen (en mankracht) om alles op tijd klaar te hebben staan

Daarom is het nog erg moeilijk om oplossingen of slimme strategieën rondom een toekomstige Box 3 door te gaan rekenen. Zodra er meer bekend (en vooral definitief is) zitten we bij Financial Life Plan erbovenop om ook in de nieuwe Box 3 interessante routes te vinden om een vermogen te beschermen en door te laten renderen. 

Want ook dan geldt: belasting betalen is helemaal niet erg, maar onnodig betalen of te veel betalen heeft niemand zin in…

Met ons in gesprek?

Scroll naar boven